ik zag mijzelf vanaf de maan,
ik ontwortelde.
verdwaalde in het magnetisch veld,
op hoge poten heen en weer geslingerd tussen minnen en plussen.
sprong touwtje met de evenaar,
weefde schering en inslag mijn weg door de lengtegraden.
toen de toendra, dra de taiga.
waaide wervelstormen,
blies de hoornschelp, rondde de kaap en streek de zeilen.
trok voren in het mulle zand, meanderde rivieren.
ik zwom op met de zalm en paaide wat.
scheerde spoorslags huiswaarts.
een eilandgast op aarde.
2e prijs Ode aan Slauerhoff ©2012